Pijpestrootje toont de hoge stikstofdepositie. Boskap helpt niet; stikstof terugdringen wél!

In Trouw van 16 februari 2021 staat een opiniestuk van Jan den Ouden, Frits Mohren en Simon Klingen over het bos in Nederland. De eerste twee zijn verbonden aan de Universiteit Wageningen, de laatste vertegenwoordigt een groep mensen die werkt met bossen. In hun schrijven zetten zij zich af tegen de stichtingen Natuurvolgend bosbeheer en NatuurAlert, waarachter Jaap Kuper en Frits van Beusekom de drijvende krachten zijn.

Kaalkap
Waar Kuper en Van Beusekom waarschuwen voor kaalkap (met alle negatieve gevolgen voor bosvolume, CO2-opslag en biodiversiteit), stellen de auteurs in Trouw dat het overgrote deel van het Nederlandse bos zorgvuldig en kleinschalig wordt beheerd. Ze verwijten Natuurvolgend bosbeheer en NatuurAlert dat zij het kappen van twee bomen al kaalkap noemen. Ze halen Van Beusekom aan dat er anarchie zou heersen in de bossen en vragen: “Heeft u daar iets van gemerkt tijdens uw laatste coronawandeling?”. Het antwoord daarop is een volmondig ‘Ja!’.

Wie in Overijssel van oost naar west zou fietsen in plaats van wandelen, kan constateren dat er in de recente jaren grote bosoppervlaktes zijn verdwenen in Sprengendal, Engbertdijksvenen, Lemelerberg, Archemerberg, Boetelerveld en last but not least, de Sallandse Heuvelrug. Bij elkaar gaat het om ietsje meer dan twee bomen.

Slecht?
Kap over oppervlaktes groter dan een halve hectare, kaalkap genoemd, komt weinig voor, aldus de auteurs. “Kaalkap heeft lang niet altijd die dramatische gevolgen zoals voorgesteld. Het kan lokaal zelfs bijdragen aan de biodiversiteit”. Een kwart van alle kap zou te maken hebben met het verwijderen van zieke en oude bomen. “Van Beusekom en Kuper geven een valse voorstelling van zaken, en dat helpt niet om tot genuanceerd beleid en beheer te komen. Gelukkig doet de Bossenstrategie dat wel”. Afijn, over de bossenstrategie hebben we in een stukje 98 al het nodige gezegd.

Consequent?
In de Volkskrant van 9 april 2019 stelt dezelfde hoogleraar bosecologie Frits Mohren dat we in Nederland te weinig geduld hebben om de natuur zijn gang te laten gaan. Natuurorganisaties ontlenen hun bestaansrecht aan het permanent “ontwikkelen” van de natuur. Het stoort hem dat in dat verband biodiversiteit en bos tegen elkaar worden uitgespeeld. Het bos is in zijn ogen de pineut.

Tweedracht
Je hoeft geen graad in de bosecologie te hebben om te zien dat er veel bomen worden gerooid, die niet ziek zijn, die bij elkaar meer dan een halve hectare bos vormden, die niet dienden ter uitdunning en die het landschap er minder fraai op hebben gemaakt. Toch zijn er vooraanstaande lieden die de bossenstrategie in de krant verheerlijken en die nadrukkelijk durven te beweren dat het allemaal wel meevalt met de ontbossing in Nederland. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Het is bijzonder spijtig dat er tweespalt is ontstaan tussen deskundigen die de wetenschappelijke grondslag voor het bosbeheer moeten leveren. Dat komt het beheer niet ten goede. Gelukkig speelt niet alleen de bosbouwkundige invalshoek een belangrijke rol. Net zo min als virologen als enigen de kennis bezitten om in Nederland veilig de coronacrisis te lijf te gaan, hebben bosbouwkundigen niet als enigen de kennis om input te leveren voor het toekomstige bos in Nederland, waar we met de gehele bevolking van profiteren. Er zijn overal genoeg goed geïnformeerde lokale groepen van bewoners, belangstellenden en deskundigen die het bos willen beschermen en uitbreiden. Er zullen niet veel groepen zijn die op de barricaden gaan voor het ruimhartiger kappen van bos, omdat hout zo’n circulaire en duurzame grondstof is. Laten we wijs omgaan met het bos dat we nog hebben!